Recht/Agogiek
De 21e eeuw is lastig voor opvoeders, er is sprake van opvoedingsonzekerheid. Maar er vindt geen duidelijke invloedsuitoefening meer plaats van opvoeder naar de zoon. De opvoeding verloopt vanuit de opvoeder naar zoon erg toegeeflijk, er worden weinig grenzen gesteld en geen controle uitgeoefend, er wordt wel geprobeerd instructie en ondersteuning te geven vanuit de opvoeder maar dit heeft weinig tot geen zin. De zoon geeft de indruk dat hij luistert en dingen wil gaan doen, maar trekt zich vervolgens weer terug naar zijn kamer waar hij zich volgens zichzelf veilig voelt.
De zoon geeft aan een negatief zelfbeeld te hebben, en isoleert zichzelf van het primaire en secundaire socialisatiemilieu.
Letterlijk staat in artikel 395a van boek 1 van het Burgerlijk wetboek dat ouders verplicht zijn te voorzien in de kosten van levensonderhoud en studie van hun meerderjarige kinderen, die de leeftijd van éénentwintig jaren niet hebben bereikt. Dit kan gelinkt worden aan materiële opvoeding van agogiek.
In artikel 247 lid 2 van boek 1 van het Burgerlijk wetboek staat letterlijk: Onder verzorging en opvoeding worden mede verstaan de zorg en de verantwoordelijkheid voor het geestelijk en lichamelijk welzijn en de veiligheid van het kind alsmede het bevorderen van de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid. In de verzorging en opvoeding van het kind passen de ouders geen geestelijk of lichamelijk geweld of enige andere vernederende behandeling toe.
Ouderlijk gezag is nodig om een kind te leren omgaan met vrijheid, het is de bedoeling dat de ouder het kind/jeugdige helpt om het zelf te doen. De opvoeder heeft haar opvoedingsmacht niet gebruikt op het beperken van zijn vrijheid, zij wilt dit wel graag stimuleren.
Nadat de opvoeder een gesprek heeft gehad met haar zoon over de situatie, en dat dit echt niet meer verder kan vertelt de zoon aan zijn moeder dat hij het zelf wel kan, op eigen benen. De opvoeder voelt zich machteloos, want dit heeft na meerdere gesprekken nog geen effect gehad. De ouderlijke macht is laag. En vanuit het perspectief van de zoon is hij beland in de meer vraaggerichte WMO en de meer eisen stellende Participatiewet wat toch wat zelfstandigheid vergt.
3 Z’s Kuypers
- Zelfvertrouwen
- Zelfredzaamheid
- Zelfstandigheid
Als een jongere in een kwetsbare positie (niet zelfredzaam en zelfstandig) 18 wordt, valt hij of zij niet meer onder de Jeugdwet en verlaat de beschermde omgeving van school en jeugdhulp
Een taak van de gemeenten volgens WMO
- Jeugdigen met problemen preventief ondersteunen.
Dit is ook terug te zien in de 4 basisdimensies van agogiek, het is belangrijk om je kind/jeugdige te ondersteunen
Jeugdwet
Gemeenten zijn sinds 1 januari 2015 verantwoordelijk voor alle vormen van jeugdhulp: (geïndiceerde) jeugdzorg, gesloten jeugdzorg, jeugd-ggz, jeugd-lvb, forensische zorg, jeugdbescherming en jeugdreclassering. Dit is vastgelegd in de Jeugdwet. De Jeugdwet stelt ook enkele eisen aan gemeenten die een relatie hebben met een sterke basis:
- Het bevorderen van de opvoedvaardigheden van de ouders en de sociale omgeving
- Het inschakelen, herstellen en versterken van het probleemoplossend vermogen van kinderen en jongeren, hun ouders en sociale omgeving
- Het versterken van het opvoedkundige klimaat in wijken, buurten, scholen, kinderopvang en peuterspeelzalen
- Effectieve en efficiënte samenwerking rond gezinnen
- Preventie en vroeg signalering van en het tijdig bieden van de juiste hulp op maat bij opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen
https://www.nji.nl/nl/Kennis/Dossier/Sterke-basis-voor-de-jeugd/De-rol-van-de-gemeente/Wettelijke-verplichtingen
Dit is nu 3 jaar geleden dat de gemeenten verantwoordelijk zijn over de opvoedvaardigheden van ouders en de sociale omgeving, de zoon zou dan nog net onder de jeugdwet vallen. De gemeente was verantwoordelijk voor preventie en vroeg signalering voor opgroei en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen.
Volgens het transactionele circulaire analysemodel zijn de omgevingskenmerken en daarmee ook overheid/wetten. ook van invloed op het kind, dit merk je ook.
Artikel 249 van boek 1 van het Burgerlijk Wetboek: Minderjarige dient rekening te houden met gezag.
De minderjarige dient rekening te houden met de aan de ouder of voogd in het kader van de uitoefening van het gezag toekomende bevoegdheden, alsmede met de belangen van de overige leden van het gezin waarvan hij deel uitmaakt.
Maak jouw eigen website met JouwWeb