Hier heb ik de informatie die ik gebruik om de casus te koppelen opgeschreven, dit komt allemaal uit de powerpoints van de lessen die ik van filosofie heb gehad van Carin Wevers op Hogeschool Zuyd.

 

Normatief ethische posities

  • Wat is een moreel goede handeling?
  • Ze beschrijven bepaalde waarden en geven aan welke normen in het handelen leidend zouden moeten zijn.

Normatief ethische posities

  • Egoïsme (wat het jou zou kosten)
  • Altruïsme (belang van de ander voorop)
  • (cultuur) Relativisme (handeling vanuit cultuur)
  • Universalisme (dat het een algemene wet kan worden voor de hele wereld, wat als iedereen…? Reden, geen handeling!!)
  • Deugdethiek (Aristoteles) (hulpvaardigheid, zorgzaamheid, verantwoordelijkheid)
  • Kantiaanse plichtethiek
  • Utilisme (rekenaar, wat kost het? Wat levert het meeste geluk op voor de meerderheid)
  • Legalisme (regeltjes, volgens de wet, maar wet is niet altijd moreel)
  • De gelovige (handelen op basis van geloof)
  • Nihilisme (waar voel je je sterker door? In je kracht staan, moedig, ik kan hiermee niet leven)
  • Existentialisme (altijd verantwoordelijk bent voor je handelen, je handelingen bepalen wie je bent, verantwoorden ten aanzien van iedereen, als iedereen handelt zoals ik handel dan vind ik dat goed)

 

Thomas Hobbes

“De mens is voor de mens een wolf” (homo homini lupus)

Iedereen strijdt voor zijn eigen belang

In de menselijke natuur vinden we drie hoofdoorzaken voor onenigheid: wedijver, wantrouwen en onenigheid. En zolang mensen niet onder een gemeenschappelijke macht leven die ontzag afdwingt verkeren zij in een toestand die we oorlog noemen, en wel een oorlog van allen tegen allen.

Mensen leerden volgens Hobbes uiteindelijk het belang van onderlinge samenwerking in te zien en dat is de voornaamste reden om afspraken in de vorm van wetten te maken.

De basis van elke sociale orde is volgens Hobbes niets anders dan egoïsme of welbegrepen eigenbelang.

 

Bernard Mandeville

Mensen willen door anderen gewaardeerd worden. (zelfvoorkeur)

De samenleving is niet gebaseerd op welwillendheid jegens elkaar of op een ander praktisch voordeel, maar op een vorm van hypocrisie en jaloezie. Het zijn namelijk onze ondeugden die volgens Mandeville goed zijn voor de economische ontwikkeling en het is hypocriet om te doen alsof dit niet zo is.

 

Gedreven door eigenbelang: Darwin en Dawkins

Darwins 3 principes

1e: Het leven is hard want voedsel is schaars en je moet een strijd voeren om te overleven.

2e : Kinderen lijken op hun ouders. Ouders dragen erfelijk materiaal over op hun nakomelingen.

3e : alleen de sterkste, dat wil zeggen de soort die in deze strijd het langst weet te leven, brengt de meeste nakomelingen voort.

 

Richard Dawkins

Mensen en dieren doen alleen iets voor de ander als ze er zelf iets voor terug krijgen.

 

Onbewuste driften: Sigmund Freud. 

We zijn niet allen dieren, maar een groot deel van het menselijk gedag wordt ook nog eens veroorzaakt door krachten waar we ons niet bewust van zijn. Want onze ware drijfveren, aldus Freud, bevinden zich in het onbewuste (het Es of Id) en beslaat slechts één van de drie delen van de menselijke geest. Het Es wilt koste wat het kost pijn vermijden en lust ervaren.

Naast het onbewuste deel bestaat de geest uit een bewust deel (het ich of ego) en deels bewust, deels onbewust Superego

Superego: Geweten dat mede gevormd wordt door onze cultuur en waarden en normen die daarbinnen overheersend zijn.

Ons werkelijke intenties zijn onze aangeboren antisociale dierlijke driften zoals de seksuele drift (eros) en de agressiedrift (Thanatos). Deze driften kunnen we niet zomaar uitleven, omdat we ons moeten aanpassen. Dat veroorzaakt een voortdurend onbehagen; we willen iets maar het mag niet, kan niet.

Om toegang te krijgen tot onze onbewuste drijfveren en om gezond te maken wat ziek is moeten we in psychoanalyse. In de psychoanalyse kunnen we dan onze trauma’s verwerken door datgene wat onbewust aanwezig is naar bewustzijn te halen zodat Ich er weer controle over kan krijgen.

Freud omschreef het doel  van de analyse: wo Es war, soll Ich werden.

De reden waarom mensen willen helpen moet volgens Freud per persoon geanalyseerd moeten worden.

 

Wetenschappelijke filantropie

Reciprociteitsbeginsel, oftewel het beginsel van wederkerigheid: Ik geef opdat jij geeft

Er bestaat nog een andere variant op dit beginsel: ‘ik geef, want dat is goed voor mij’

Hedendaagse sociologen die ‘sociale problemen’ zoals misdaad, vandalisme of druggebruik verklaren uit onderliggende sociale economische achterstand zetten volgens de Swaan ‘impliciet een traditie voort van waarschuwingen aan de gevestigde groeperingen dat armen een bedreiging voor hun veiligheid kunnen vormen als de omstandigheden niet beter worden’. De Swaan noemt dit ‘wetenschappelijke filantropie’

 

Helpen uit ‘welbegrepen eigenbelang’

In de economie is de Schotse filosoof Adam Smith de woordvoerder van de gedachte dat als iedereen handelt uit eigen belang dit belang van allen is. Smith benadrukt dat het leidende principe van de economie het najagen van eigenbelang moet zijn omdat alleen dat tot economische groei leidt waar uiteindelijk iedereen van profiteert.

De wereld van Adam Smith is wel de wereld van de primitieve concurrentie genoemd; een wereld waarin noch de werkgever nog de werknemen sterk genoeg was om op te tornen tegen de druk van de concurrentie. Tegenwoordig is dit nog in weinige mate te herkennen door wetten en minimumlonen en minimumprijzen.

 

Zijn we dan allemaal egoïsten?

Altruïstisch: Ik wil de ander redden

Egoïstisch: Ik wil mezelf redden

Nederlandse Filosoof Herman Philipse vindt dat we onderscheid moeten maken tussen het feit dat we motieven en intenties hebben met de inhoud van die intenties.

 

Wij zijn sociale dieren.

De politieke filosoof Peter Kropotkin is van mening dat niet de strijd om het bestaan maar wederzijdse hulp en onderlinge solidariteit van essentieel belang is geweest in de evolutie van de soorten.

Frans de Waal, een Nederlandse bioloog die al jaren onderzoek doet naar primaten, stelt dat onze neiging om anderen te helpen het resultaat is van de evolutie en dat we hulpvaardig gedrag ook bij dieren tegenkomen.

Volgens de Waal zijn we weliswaar gericht op overleven en handelen we uit eigenbelang, maar dit is niet ons enige streven. We zijn groepsdieren en in die hoedanigheid op elkaar aangewezen.

De waal keert zich fel tegen de zelfzuchtige genen van Dawkins: ‘Genen kunnen niet “egoïstisch” zijn net zomin als een rivier “woedend” kan zijn of zonnestralen kunnen “koesteren” ; het zijn niet meer dan stukjes DNA.

 

Jean Jaques Rousseu: De mens heeft een natuurlijke afkeer voor lijden.

In de filosofie wordt de visie dat de mens van nature een egoïst is, zoals Hobbes en Mandeville beweerden, vooral bestreden door Jean Jaques Rousseau. Volgens hem is Hobbes tot het idee gekomen dat mensen egoïsten zijn door naar de samenleving van zijn tijd te kijken en vandaaruit iets te concluderen over de natuurlijke aard van mensen. Hobbes tijd werd gekenmerkt door oorlogen. Maar, zo zegt Rousseau, Hobbes maakt een denkfout. Hij neemt de samenleving van zijn tijd met al haar wreedheden, maar ook met al haar regels en wetten tot uitgangspunt en leidt hieruit af wat de natuurlijke aard van de mens zou kunnen zijn. Hobbes vergeet daarbij echter dat het misschien eerder onze manier van samenleven, de strijd de regels en de wetten die er voor gezorgd hebben dat mensen zich als egoïsten gedragen. Om te weten wat de mens van ‘nature’is moet je je niet baseren op het gedrag van mensen van nu.

Je moet juist kijken naar de meest basale behoeften van mensen, zoals de behoefte aan voedels, onderdak, warmte, en liefde. De bevrediging van die behoefte noemt Rousseau de natuurlijke drang hebben tot zelfbehoud oftewel de eigenliefde (amour de soi)

 

De mens is een maatschappelijk wezen

De opvatting van Rousseau dat de mens van zichzelf vervreemd is onder de invloed van de samenleving is door de filosoof en econoom Karl Marx verder ontwikkeld en heeft geleid tot een van de meest invloedrijkste mens- en maatschappijvisies ooit. Er is geen filosoof tee bedenken die een grotere invloed op het verloop van de geschiedenis heeft gehad dan Karl Marx.

Volgens Karl Marx ligt het onderscheid tussen mensen en dieren in het feit dat de mens zich van hun eigen soort bewust is. Dit maakt dat de mens ‘weet’ dat hij bestaat als mens en dat hij zichzelf kan vormen. Daarom noemt Marx de mens een ‘Gattugswesen’. Om onze behoeften te bevredigen moeten we arbeid verrichten, we moeten de natuur bewerken. Maar door de arbeid ontstaan er ook weer nieuwe behoeften die ook weer om arbeid vragen. Wie de grond eerst met zijn handen bewerkt, zal al snel op zoek gaan naar iets om dat gemakkelijker te laten verlopen. Elke behoeftebevrediging roept zo weer nieuwe behoeften op.

In de kapitalistisch geordende samenleving is er echter wedijver en onderdrukking ontstaan door degenen die de productiemiddelen in handen hebben (de kapitalisten) en zij die dat niet hebben (de bezitslozen). De laatsten moeten om in leven te blijven hun arbeidskracht verkopen. Maar als arbeid wezenlijk is aan de menselijke soort, dan verkoopt iemand een deel van zichzelf als hij arbeidskracht verkoopt. De arbeider vervreemdt zo niet alleen van zichzelf, van zijn mogelijkheden, van het product van zijn arbeid, maar de arbeiders vervreemden zo uiteindelijk ook van elkaar. Ze vechten met elkaar om de arbeidsplaatsen die ze allemaal nodig hebben om in leven te blijven. De kapitalisten vervreemden zich van zichzelf omdat ze alleen nog bezig zijn met het vermeerderen van kapitaal. De mensen zien elkaar dan niet meer als mens maar als middel. Mensen die van elkaar vervreemd zijn en die in een onderlinge strijd verwikkeld zijn, zullen elkaar niet bijstaan of weldoen.

 

De sociale breinhypothese

Aristoteles: 3 soorten vriendschappen

  1. Gebaseerd op genot
  2. Het nut dat je aan de vriendschap ontleend
  3. Vriendschappen de gericht zijn op het goede

 

Michel Foucault

De  ontmaskeraar van vooroordelen

Wat is hier eigenlijk normaal?

 

Wat doet de hulpverlener?

Geschiedenis van de hulpverlening is deels de geschiedenis van de onmaatschappelijkheidsbestrijding de hulpverlener helpt het individu zich te voegen aan de maatschappelijke normen

Later, jaren 70/80: emancipatie van de cliënt: niet de cliënt heeft een probleem, de maatschappelijk structuren zorgen voor uitsluiting. Iedereen moet zich gedragen volgens de heersende norm. Wat is de heersende norm in sociale praktijken? Foucoult: beschrijft het mechanisme van insluiting en uitsluiting op diverse maatschappelijke terreinen.

 

Structuralisme

  • Is een theoretische benaderingswijze binnen de sociale wetenschappen met als uitgangspunt dat niet direct waarneembare structuren (bijv hoe we denken en spreken) ten grondslag liggen aan sociale praktijken.

 

Wie niet werkt is abnormaal. De grote opsluiting.

Kijk naar die mensen, kijk naar de structuren van de samenleving

Geen zelfbepaling volgens Foucault 

  • Je bent geen product van jezelf maar een product van de samenleving
  • In mij spreekt het systeem van regels, kennis, ervaringen, taal.
  • Ik moet mij eerst onderwerpen (aanpassen) alvorens ik mijzelf kan ontwerpen

Normaliserende praktijken die machtspraktijken zijn – gevangenis, camera mensen gedragen zich normaal.

De mens is een recente uitvinding

  • Wie ik ben bepaal ik niet zelf
  • Onze identiteit komt tot uiting in de functies en rollen die we vervullen
  • Die functies vragen bepaald gedrag van ons.
  • De identiteit van het individu, maar ook ons idee van menselijkheid worden door sociale praktijken geproduceerd.

 

Kijk verder dan je neus lang is

  • Wat zijn de onbewuste aannames achter de sociale praktijken
  • We zijn ons vaak niet bewust van deze regels maar we handelen er wel naar. Foucault noemt dit het vertoog

Wat is het vertoog?

  • Het vertoog is dat wat mensen zeggen en schrijven.
  • Het vertoog is een machtsvertoog. Vast ligt wat mag en wat niet, wat de spelregels zijn, de geldende normen en waarden. Ze bepalen wat normaal is en wat abnormaal.
  • ER zijn verschillende vertogen: Wetenschappelijke vertogen, Medisch vertoog, religieus vertogen, vertoog van de hulpverlening.
  • Vertogen zijn gekoppeld aan praktijken.

 

  • Wetenschap helpt om de mensen te disciplineren.
  • Kennis is een vorm van macht; de arts, de psychiater oefent macht over mij uit, door van mij een object te maken met een bepaalde ziekte of afwijking.

 

Hoe doet de hulpverlening dit dan?

  • Door zich te beroepen op de wetenschap.
  • Door zich te beroepen op wat maatschappelijk aanvaardbaar is.
  • Door zich te voegen naar de politiek, de markt, het nut, de efficiëntie, etc.

 

Discussievragen

  • Mogen mensen ‘zichzelf zijn’ en wat is dat dan ‘jezelf zijn’?
  • Is ‘helpen’ dat je mensen leert zich aan te passen, d.w.z. Maatschappelijk aanvaardbaar gedrag te vertonen?
  • Hoeveel ‘onaangepastheid’ kan een samenleving aan?