Klik op de afbeelding om deze te vergroten

Agogiek

Wat zijn de belangrijkste begrippen die het afgelopen jaar bij dit kennisgebied behandeld zijn (en wat betekenen ze)?

 

 

Wat verstaan we onder “opvoeding?”

  • Omgang tussen volwassene en kind: wederzijds respect
  • Sprake van invloeduitoefening richting volwassene -> kind
  • De opvoeder biedt veiligheid, liefde, intimiteit, ondersteuning, geeft instructie, oefent controle uit en stelt grenzen (basisdimensies)
  • Intentionele opvoeding -> zelfverantwoordelijke zelfbepaling (begeleiden- >zelfstandige besluiten nemen)

Opvoeden handelen is: intentioneel, universeel en normatief

Opvoedproces: circulair

 

Is gedrag aangeboren of aangeleerd?

  • Naturisten (genetici)
  • Nurturisten (environtmentalisten)

 

Transactionele circulaire analysemodel

Protectieve en risicofactoren -> balansmodel

  • Factoren: positief ofwel negatieve impact op de ontwikkeling (protectieve en risicofactoren)
  • Mattheus-effect: de bestaande ontwikkelingsverschillen worden steeds groter, dus snel ingrijpen.

Socialisatiemilieus

  • Primair: gezin, nest
  • Secundair: buurthuis, voetbalclub
  • Tertiair: samenleving, cultuur, media

 

Gradaties in opvoedingsvragen

  • Gewone opvoedingsvragen
  • Gerichte opvoedingsvragen
  • Opvoedingsplanning -> 1ste lijn
  • Opvoedingscrisis
  • Opvoedingsnood -> 2de lijn

Problematische opvoedingssituatie (POS): opvoedingscrisis, opvoedingsnood.

 

Taxatie: 10 criteria probleemgedrag (jan van der ploeg)

  1. Frequentie
  2. Duur
  3. In welke situatie? Wel/niet situatie-afhankelijk?
  4. Bij welke persoon? Wel/niet persoonsafhankelijk?
  5. Samenhang met andere probleemgedragingen?
  6. Wat zijn de gevolgen voor omgeving?
  7. Wat zijn de gevolgen voor kind zelf?
  8. Is het gedrag begrijpelijk?
  9. Is het gedrag ontwikkeling specifiek?
  10. Heeft het kind een sociaal netwerk?

 

Stelregel:

  • Hoe vaker en langer bepaald ongewenst gedrag optreedt
  • In zoveel mogelijke situaties en bij meerdere personen
  • Niet per definitie gekoppeld aan en behorende bij een bepaalde ontwikkelingsfase
  • Niet te herleiden tot een specifieke levensgebeurtenis (life-event)
  • -> des te meer en erger de inschatting van de ernst van de problematiek.

 

Sociale veranderkunde (agogiek) is een:

  • Eenzijdige
  • Systematische
  • Doelgerichte
  • Beroepsmatige beïnvloeding(sproces)

Gericht op het bereiken van:

  • Een meer wenselijk geachte psychosociale situatie
  • Van de cliënt
  • Die zich van deze beïnvloeding bewust is/zijn en
  • Die deze situatie ook willen nastreven

 

Positieve agogiek: van klacht naar kracht

  • Accent op wat goed gaat en op de mogelijkheden
  • Focus op waar de cliënt heen wilt (kleine stapjes)
  • Optimisme kan gewenste verandering bevorderen
  • Enkele kernwoorden:
  • Betrokkenheid -> verbinding
  • Potentie, talent, leren
  • Doen waar de cliënt goed in is, trots.
  • Waarderen
  • Flow, zelfvertrouwen, kracht
  • Ruimte geven, temporiseren
  • Vooruitkijken, oplossingsgericht.

 

(ped)agogiek: normatieve handelingswetenschap

  • De invloed van socialisatie
  • Maatschappelijke ontwikkelingen
  • Identiteit
  • Parental ethnotheories: ik ben ik wie is de ander?
  • Opvoeden in verscheidenheid

Identiteitsvorming

Verschil met de ander zien -> ethnic awareness

Sociaal cognitief

  • Vanaf 2e jaar: uiterlijke verschillen
  • Vanaf 4e jaar: ethnic awareness
  • Tussen 4-7 jaar: versterking vooroordelen
  • Vanaf ca. 8 jaar – 12 jaar: balans

Intersectionaliteit -> deelidentiteiten

 

We onderscheiden 7 identiteitsaspecten

  1. Sekse en gender
  2. Generatie en levensfase
  3. Etniciteit
  4. Ziekte, gezondheid, talenten en handicaps
  5. Seksuele oriëntatie
  6. Religie en levensbeschouwing
  7. Sociale klasse en professionele socialisatie

 

Subsystemen

  1. Physical and social settings
  2. Customs and practice of care
  3. Psychology of caretakers

Waar grote verschillen zijn, is ontmoeting essentieel zodat beelden getoetst worden en geëxperimenteerd kan worden met gedrag.

Dus: betekenis agogiek in relatie tot analyse van de opvoedvraag

  • Wat voor soort opvoedvraag?
  • Hanteer het transactionele analysemodel (kind- opvoeder- omgevingskenmerken)
  • Gradatie ernst van de opvoedvraag? Wel of niet een probleem? Voor wie?
  • Balansmodel als instrumentarium: inschatting draagkracht – draaglast op micro meso en macroniveau
  • Agogisch handelen -> doel: wat wil je bereiken? Relatie met de kenmerken van agogische handelen vanuit je professie.
  • Visie op verandering: modellen van donkers
  • Bewustwording betekenis (eigen socialisatie en (voor) oordelen -> parental etnotheories waarden en normen.

 

3 Z’s Kuypers

  • Zelfvertrouwen
  • Zelfredzaamheid
  • Zelfstandigheid

 

Materiële opvoeding:

Verzorging: lichamelijk, voeding, huisvesting, kleding, fysieke veiligheid.

 

Emotionele opvoeding:

Liefde, genegenheid, aandacht, psychische veiligheid

 

Opvoedingsstijlen

  • Autoritatief
  • Autoritair
  • Toegeeflijk
  • Verwaarlozend

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb